Hoofdstuk 2:
Algemeen vraagje: Als ge uw probleem splitst in deelproblemen via scheiden van veranderlijken dan bekomt ge een aantal keer in de cursus wat eigenwaarden problemen. De constanten die ge hieraan gelijkstelt zijn echter nogal verschillend. Nu lijkt me dat redelijk arbitrair maar toch staan er drie verschillende vormen van oplossingen in:
Ik veronderstel dat die allemaal wel equivalent zijn, aangezien die keuze van constante zo arbitrair is als maar zijn kan... 2de en 3de vorm is wel redelijk duidelijk, eerste en derde lijken me echter toch verschillend te zijn, alhoewel ook niet echt want ge kunt i wel gebruiken om minteken onder te wortel te krijgen indien gewenst. Graag ff jullie mening.
p.15: (2.38 ) ik veronderstel dat de formule er zo moet uitzien:
dus met een minteken in de 2de exponent.
Hoofdstuk 3: Zijn die appendices te kennen?