Aangezien de antwoorden vinden op de Tuyeaux al moeilijk is met de cursus ernaast
(om nog maar te zwijgen over zo'n vragen te krijgen op het examen zelf )
wou ik hier even mijn bedenkingen zetten bij de verschillende vragen.
De twijfelgevallen staan cursief gedrukt!
X-stralen
Vraag 1: D
Ervan uitgaande dat het geen typfout is en ze echt Roetgen bedoelen en niet Röntgen
Vraag 2: C
Ik vind nergens een verband tussen intensiteit massa en lading, dus ik zou gewoon gokken op een lineair verband...
Vraag 3: C
Aangezien het elektron dat onderhevig is aan een versnelling door de kern geen Valentie-elektron hoeft te zijn vallen B en D al weg, ik weet niet goed wat een bèta-deeltje met Bremmstrahlung te maken zou hebben
Vraag 4: A
Compton is voor 200 keV < E < 10 MeV
foto-elektrisch effect voor E < 100 keV
paarvorming E > MeV
verwarring ontstaat omdat rustmassa elektron een energie van 0,5 MeV heeft volgens E = mc²
Vraag 5: GEEN ANTWOORD
In A moet de eerste keer X-stralenfoton een elektron zijn,
In B gaat het over 10 MeV en niet over 5 MeV
In C moet het kathode zijn in plaats van anode
In D moet er nog bij staan 'en de dikte'
Sneeuw
Vraag 6: B sublimatie
Vraag 7: A (zie grafiek p84)
Vraag 8: C
Zie pagina 92: dentrieten worden gemaakt zo koud en zo droog mogelijk,
de grafiek op p89 is echter verwarrend aangezien daar twee keer dendrieten op staan met een andere vochtigheid
Vraag 9: C
Ik zou zeggen de condensatie zorgt in het algemeen voor de sneeuw, de rest maakt gwn fancy figuurtjes erin?
Kleuren
Bloed
Vraag 15:GEEN ANTWOORD
De eenheid voor viscositeit is Pa.s wat hetzelfde is als N.s/m², wat er niet tussen staat
(zie pagina 28 waar de eenheid in de oefening wordt gebruikt)
Vraag 16: GEEN ANTWOORD
de hematokrietwaarde is de verhouding van het volume rode bloedcellen ten opzichte van het volume bloed.
Het Latijnse woord voor rode bloedcel is erytrocyte (en niet enthrocyte, wat een darmcel is)
Witte bloedcel is dan leucocyten en bloedplaatjes is thrombocyten.
Vraag 17:
Ik vind nergens iets terug over meten met Doppler
Vraag 18: A
Bernouilli-effect doet de viscositeit afnemen en verpest daarmee de lineairiteit
Vraag 19: D
Pa = rho*g*h, dus de straal van het buisje heeft helemaal geen invloed.
rho van kwik is 13 595 kg/m³ en die van water is 1000 kg/m³
GPS
Vraag 20: D
Ik zou denken dat je met enkel positie of enkel tijdstip van uitzenden of enkel tijdstip van ontvangen niets weet, je hebt combinatie van de drie gegevens van vier verschillende satellieten nodig ...
Vraag 21: GEEN ANTWOORD
Antwoorden B en C zijn juist. Bij A is het de definitie van een geoïde in plaats van een omwentellingsellipsoïde, bij D moet het geodetische datum zijn in plaats van geometrische
Vraag 22: A
Vraag 23: D
Vraag 24: B
Vraag 25: C
Vraag 26: C
Aangezien voor A: p56 staat vanboven 'beide relativiteitseffecten zijn het belangrijkste'
Aangezien voor B: Doppler = omwille van snelheid, je kan niet op voorhand snelheid kennen
Aangezien voor C: Bij het stuk andere effecten staat dat je dat hiermee kan corrigeren
Aangezien voor D: Het niet de enige manier is om snelheid te meten, je kan ook gwn afgelegde afstand en tijd meten
Vraag 27: C of D
je krijgt als Lorentzfactor 1/0 maar is dat zeer groot of onbepaald?
Fietsica, vervangen door aardobservatie
Fysica van de Materialen
Computer
Vraag 36: B
10111 = 1*2^0 + 1*2^1 + 1*2^2+0*2^3 + 1*2^4 = 1 + 2 + 4 + 0 + 16 = 23
Vraag 37: B
Het moet acht getallen zijn in plaats van zes (was ook even zoeken)
Vraag 38: C
Vraag 39: D
(denk ik, ik vind het nogal rare zinsconstructies)
Vraag 40: C
Enkel A lijkt mij fout
Sterren en zwarte gaten